Jo SoMers vertelt...
- Details
- Hits: 4544
Laatst kreeg ik de volgende brief.
Gulpen, 27 april 2009.
Uw Bericht:
In juni organiseer ik een griezeltocht voor groep 8 van B.S. Op 't Hwagveld uit Meerssen. Zij zullen verblijven bij 't Zinkviooltje in Epen. Voorafgaand aan de tocht, wil ik graag een spannend (griezel)verhaal vertellen. Is er bij uw vereniging iets bekend over enge legendes in de omgeving van Epen of iets dergelijks? Het zou geweldig zijn als ik het verhaal dan hierop kan baseren. Ik hoop dat u mijn vraag niet gek vind en kijk uit naar uw antwoord
Geachte Mevrouw,
Epen??!! Ik zou het niet doen. Mijn vader waarschuwde mij voor allerlei nachtelijke spookverschijningen in en rond Epen. Hij vertelde van zijn nachtelijke escapades. Hij was commandant van de schutterij en was aan zijn hobby verplicht om tot de laatste man te blijven in het stamcafé. Dan de tocht langs de Geul over de smalle voetpaden. De zwarte gedaanten die er over de Geul gebogen stonden boezemde hem angst in. Hij wist mij als kind ervan te overtuigen dat er wezens waren die op mensen stonden te wachten die hun nachtelijke thuisreis na het nuttigen van veel, vaak teveel geestverruimend vocht moesten aanvaarden. Ze stonden gebogen over de Geul. Als je voorbij kwam dan sprongen ze in je nek en moest je ze dragen en het liefst zo ver mogelijk.
Dan was een man die vooral kinderen in het water trok. Hij deed dat met een haak. In het Limburgs dialect werd hij d’r Hoakeman genoemd. Hij hield dan je ziel in een pot diep onder water gevangen. Je kwam er nooit meer uit.
Ik liep als kind een keer in Gulpen aan de Rijksweg onder de overkluizing van de Gulp in en ik dacht hem gehoord te hebben. Ik was door het verhaal van mijn vader nieuwsgierig geworden. In het donkere gat hoorde ik het zware geruis van het water onder de markt in Gulpen, maar ik zag niemand. Wel toen ik er onder vandaan kwam zag ik mijn moeder staan en dat standje dat ik toen kreeg herinner ik mij vandaag nog.
Ook de weg langs de Geul ben ik gelopen om te zien wat mijn vader bedoelde. Ik dacht echt dat er gedaanten over het water stonden gebogen. Het lichte gekabbel van het Geulwater diende als achtergrond geluid. Maar toen ik mij wilde overtuigen zag ik dat het knotwilgen waren die in het voorjaar hun knotbeurt al hadden ondergaan.
Maar Epen? nee hoor, ik zou er niet heen gaan.
Ik weet dat er vroeger de gewoonte was om in het begin van de zomer, rond deze tijd dus, de bijen voor de honinginzameling te vervoeren naar de Hohe Venn in de Eifel.
De bijenhouders gingen met hun bijen mee net als de herders met hun schapen meegaan op de heide om ze te hoeden. Op een zekere dag, zo tegen de avond, ontmoette een imker uit Epen, midden op de heide, een man. Die een lang rank bijna mager figuur had, een lange verwilderde haardos en zijn baard was nooit aan een scheerbeurt toe gekomen. Hij leek meer op een spook dan op een mens. Angstaanjagend in de schemering van die mooie nalente dag. De bijenhouder probeerde nog de aandacht van deze geestverschijning te mijden maar hem werd steeds de pas afgesneden. Het spook deed dat door zijn lange dunnen staken van benen voor de bijenhouder te plaatsen.
De in doodsangst verkerende Epenaar was dus wel verplicht om met de spookverschijning te spreken. Deze vroeg aan hem waar hij vandaan kwam? De Epenaar kon er met trillende stem en met moeite uitbrengen dat hij uit Epen afkomstig was.
“Daar ben ik ook, zoals hier overal in de buurt, heel goed bekend. Wij zijn er gisteren nog geweest met de donder en als men de klok van Sint-Paulus – patroon van de kerk te Epen – niet had geluid, hadden wij er alles te gronde gericht.
Als je aan oudere Epenaar vraagt waar het onweer vandaan komt zal hij antwoorden: “Uit de richting van het Hohe Venn”. Kijk uit, ik zou er dus niet heen gaan. Luister in ieder geval naar het weerbericht. En niet alleen naar de weersvoorspelling van L1. De Belgische weerman of vrouw heeft ook een mening over de weersverwachting.
Ik ben een verwoed wandelaar. In elk jaargetijde is de natuur prachtig in Limburg. En als ik dan door de Limburgse natuur wandel gaan mijn gedachten hun eigen weg.
En zo was het ook op een donkere, stormachtige avond in de herfst van afgelopen jaar. Ik ontmoette op het open veld tussen Epen en Mechelen een grote, witte vrouw met gesluierd gelaat. Zij hield mij staande en begon met mij te praten over de duisternis.
Ik was niet helemaal op mijn gemak maar ik begreep wel dat ik er goed aan deed deze vrouw niet te ergeren door haar te willen ontwijken.
Plotseling duwde de gesluierde vrouw mij een klein brandend kaarsje, dat zij onder haar mantel verborgen hield, mij in de hand en de vrouw verdween alsof ze in de grond was verzonken. Toen ik over de eerste verbazing heen was vervolgde ik mijn weg. Ik verwonderde mij dat het kaarsje bleef branden. De wind deed hier en daar takken van de bomen afbreken. Ze sterk was de storm die uit het niets bleek opgestoken te zijn. Maar het kaarsje bleef branden.
Toen ik thuis kwam wilde ik het kaarsje uitdoven en uit mijn handen leggen. Maar het was niet mogelijk. Ik heb toen heel lang moeten wachten en pas toen ik de hulp van een zogenaamde heksenmeester of heksenbezweerder met zijn kunst mij daarvan heeft bevrijd.
Een andere keer kwam het volgende mij ter ore:
Het moet in de omstreken van Epen zijn gebeurd. Daar was iemand die zo slecht leefde, dat er ten langen laatste, wanneer hij 's avonds naar huis ging altijd een grote zwarte hond naast hem liep, die hem uitgeleide deed tot aan zijn huis. Hoe slechter hij werd, hoe groter ook de hond werd, die hem tot aan zijn deur bracht.
Op zekere avond kwam hij hollend aangelopen, juist toen zijn vrouw naar buiten wilde komen om de blinden te sluiten.
Ga naar binnen! Ga naar binnen!' riep hij haar toe, 'daar zit een groot zwart paard achter me!'
Druipnat van het zweet en doodsbleek van schrik, stortte hij het huis binnen, terwijl zijn vrouw nog juist de tijd had om de deur in het slot te gooien en te grendelen. Haar man sprong echter in een angst het bed in en trok de dekens over het hoofd, om toch maar niets te zien.
Daar het al laat was, ging de vrouw ook naar bed. Zij wilde haar man niet geloven en meende, dat hij te diep in het glaasje had gekeken, maar toen zij even boven de dekens uitkeek, zag zij de kop van het paard door het bovenlicht van het raam; zo groot was het dier.
De man werd vanwege het voorgevallene ziek en reeds de volgende dag sloop grote zwarte hond binnen en legde zich onder het bed neer. Het beest deed overdag geen kwaad en bleef rustig liggen, maar ’s nachts greep het de zondaar aan en sleurde hem in en uit het bed, terwijl het hem daarbij tegen de grond en tegen de meubels stiet.
Ten einde raad, haalde de vrouw er een pater bij. Deze raadde de man aan te biechten. De hond had dan geen macht meer over hem. De man biechtte. Het hielp niet; de hond ging niet weg en de man kreeg ‘s nachts slagen en sleuren als gewoonlijk.
‘Bedenk je nog maar eens, of je niet iets hebt vergeten,' zei de pater, die vermoedde dat de man een gedeelte van zijn zonden verzweeg.
De man biechtte de tweede maal en later nog eens tot acht maal toe. Het baatte niet. De hond verliet hem niet en 's nachts had hij nog steeds macht over hem.
De vrouw liet onderwijl veel bidden en bad zelf veel. De pater gaf op en verzocht de zondaar om nogmaals te biechten. Toen de man de negende keer biechtte, begon de hond vreselijk te janken; hij kroop onder het bed uit en vloog dwars door de muur weg, terwijl hij een helse stank achterliet. Die negende keer had de man goed gebiecht en verloor de duivel zijn macht over hem; en moest de vlucht nemen. De man werd na dat uur beter en beter en herstelde spoedig Het gat in de muur, waardoor de hond verdwenen was kon niet meer worden dichtgemaakt. Het metselwerk viel er telkens uit. Dit duurde tot er een steen werd gekapt, die juist in het gat paste. Een pater zegende de steen en tekende er een kruis van wijwater en krijt over, waarna de steen werd ingemetseld.
Sedertdien bleef het gat dicht.
U vroeg mij om verhalen te vertellen die U zou kunnen doorvertellen aan kinderen van groep 8. Ik mijn beleving is dat klas 6 van de lagere school. Het is voor mij 50 jaar geleden. De kinderen lezen momenteel andere verhalen. Ik las toen nog ‘Alleen op de wereld van Hector Malot. Spanning? Nee, maar ik vergat het verhaal nooit meer. Ik heb vele meters boeken gelezen. En als het om spanning gaat lees ik graag sagen en legenden. In mijn boekenkast staan veel boeken die aan deze voorwaarden voldoen. Van H. Welters, ‘Limburgse legenden, sagen sprookjes en volksverhalen.’ Geheimzinnig Limburg, verhalen van vroeger van Welters en Herberghs. ‘Limburgs dierbaar woord’ 34 verhalen in Limburgs dialect. En mijns inziens de kampioen: Limburgse sagen en legenden van Pierre Kemp.
Ik heb ze allemaal gelezen en in mijn geheugen is het een en ander blijven hangen. Dus niet alles wat hier boven staat is afkomstig uit mijn eigen duim. Het zijn verhalen die her en der in deze boeken zijn te vinden. Misschien heb ik er wel hier en daar een andere draai aan gegeven.
Een verzoek: Maak de kinderen niet bang maar maak ze nieuwsgierig ook naar Limburgse lectuur.
Succes bij Uw werk.
Met vriendelijke groeten,
Jo SoMers
Secretaris heemkunde vereniging Galopia.