nr 25 april 2021

                                                                                                                  SAMENVATTING PERIODIEK NR. 25.

Huize Katwijk op Neubourg,     Jongens kostschool

Dit artikel is een aanvulling over de inkwartiering van jongens in kasteel Neubourg dat beschreven werd in periodiek 22 van oktober 2019. Deze keer met meer nadruk op de katholieke beleving van zo’n 100 tot 200 jaar geleden.

Eind 18de, begin 19de eeuw waren het de protestanten die bepalend waren, terwijl de katholieken zich aan hun eisen moesten aanpassen. De kinderen uit katholieke gezinnen gingen hoofdzakelijk naar openbare scholen. Als een zoon voorbestemd was om priester te worden dan was een goede opleiding: Het klein- en daarna het grootseminarie.

De intellectuelen namen het initiatief om het onderwijs te verbeteren. Een rijke priester nam het eerste initiatief. Hij stichtte een internaat voor jongens in Katwijk. Elf jaar later namen de jezuïeten het internaat over.

Op kostschool gaan was duur. Met als gevolg dat er alleen “Katholieke jongens uit den beschaafden stand” een opleiding volgden. Na bijna 100 jaar verhuisde het internaat naar Den Haag, maar bleef er niet lang. Waarna ze in 1943 verhuisden naar een mooie nieuwe bestemming: Kasteel Neubourg.

De NSB-burgemeester van der Zanden moest al in 1943 regelmatig doorgeven welke evacués in Gulpen waren ondergebracht. Een gedeelte van deze lijst is in de periodiek afgedrukt. Ook de na de bevrijding teruggekeerde burgemeester Rijckevorsel bleef naast vele andere personen ook in zijn opgave vermelden dat het Jezuïeten-onderkomen een gedeelte van kasteel Neubourg was.

Galopia heeft een 5½ minuut durend filmpje van deze studenten op Neubourg. Ook bezit Galopia foto’s van de slaapzaal en wasruimte op Neubourg.

Na de bevrijding zijn er ook een paar leerlingen uit Gulpen en omstreken op deze school geweest. Uiteindelijk verliet de kostschool in 1946 Gulpen. Uit dit verhaal blijkt dat in de 2e Wereldoorlog kasteel Neubourg in Gulpen een grote rol speelde in de opleiding van bekende en vooraanstaande Nederlanders.

Fons Meijs.

 

Eerste ronde van Gulpen    Wielerronde

De eerste wielerronde van Gulpen vond plaats op zaterdag 13 oktober 1934. Ondanks dat het weer niet geschikt was voor een wielerwedstrijd werd het toch bezocht door tussen de vier- en vijfduizend toeschouwers. Het parcours in de buurt van kasteel Neubourg was afgebakend en vrijgehouden. Deze route staat volledig in dit artikel beschreven. Het regenachtig weer zorgde er ook voor dat vele renners door valpartijen gewond raakten. Men had langs de hele route luidsprekers geplaatst zodat de toeschouwers het verloop van de wedstrijd konden volgen. Graaf d’Ansembourg heeft de wielersport een grote dienst bewezen door zijn wegen voor dit evenement af te staan.

Al de informatie over dit evenement komt van de website Simbcaf.nl. die onder de titel Koers en Velo een aantal artikelen over het wielrennen in de 1930-er jaren publiceerde. Pierre Nijsten heeft deze informatie gevonden en aan Galopia overgedragen.

Gulpen kende een aantal goede wielrenners o.a. Sjeng Martinussen waarvan 2 foto’s bij het artikel zijn gevoegd. Ook in het Limburgs Dagblad werd aandacht aan deze wedstrijd besteed.

De wedstrijd was in 3 gedeelten verdeeld: nieuwelingen, amateurs en beroepsrenners.

Burgemeester Prick loste het startschot voor de profs. De route van deze 3 groepen en de gang van zaken tijdens de wedstrijd zijn in de periodiek beschreven. Ook een uitgebreide beschrijving van de loopbaan van enkele van de profs is te lezen. Dit alles is van mooie historische foto’s voorzien. Het was een heel sterk deelnemersveld.

Rond 18.00 uur was de prijsuitreiking in het gemeentehuis, welke verricht werd door burgemeester Prick. Gulpen had zijn eerste ronde gehad. En van deze eerste ronde kon nog veel worden geleerd, is te lezen.

Het “feest was voor herhaling vatbaar. En dat is daarna ook nog enkele keren geweest.

Piet Hegger tekst, met dank aan Pierre Nijsten voor het basismateriaal.

  

Meer foto’s, wie staat er op?

 Galopia heeft in de loop der jaren veel oude tot zeer oude foto’s verzameld. Deze foto’s krijgen pas waarde als we ook weten wanneer ze zijn gemaakt, wat de reden ervan is geweest en vooral als we weten wie de geportretteerden zijn.

Ons vergaderschema is verdeeld in officiële vergaderingen en overlegvergaderingen. Bij alle vergaderingen is iedereen welkom. Alleen als er gestemd moet worden dan kan dat alleen door de leden geschieden. Bij deze overlegvergaderingen worden regelmatig groepsfoto’s getoond op een groot projectiescherm. Wij hebben ook een fotocommissie, die bestaat uit Wiel Frijns, José Austen en Frans Webers. Zij noteren tijdens deze bijeenkomsten de namen die door de bezoekers worden genoemd. Natuurlijk worden ook ‘eigenschappen’ van gefotografeerden genoemd en genoteerd.

Tijdens lezingen die in ‘Klein Gulpen’ en in het ‘Dr. Ackenshuis’ worden gehouden tonen we ook vaak van deze foto’s. Dan ontstaan vaak verhalen die betrekking hebben op enkele van de mensen die op de foto staan. En het genot van de aanwezigen stijgt naar ongekende hoogte.

Van het personeel horen we dat er nog dagen later de foto’s als gespreksstof wordt gebruikt.

En Galopia slaat zoveel mogelijk van deze gegevens op voor de ‘komende generatie’ Gulpenaren.

Foto’s die in de periodiek staan afgebeeld zijn niet voorzien van alle namen van mensen die op de foto staan maar als de lezer namen weet, kan hij/zij ze doorgeven aan één van onze leden.

De foto commissie, Wiel Frijns, José Austen, Frans Weber

 

Duivenrubriek

 Dit verhaal begint als een soort dagboek over de jeugdjaren van Jan en Jo Somers. Deze jaren werden af en toe beheerst door de ‘duiven’, een sport die in de vijftiger jaren erg populair was. Op zondagmorgen mocht er niet gevoetbald worden omdat dan de komst van de duiven werd verstoord. Hun ouders riepen vaak: “Binnen blijven, de duiven zijn op komst!”

In die tijd was het ook gebruikelijk dat veel bewoners huisdieren hadden: een hond, die toen vrij over straat mocht lopen, katten die de muizenstand laag moesten houden, volières die bevolkt waren met allerlei zangvogels. Deze laatste werden vaak in kleine kooitjes aan de muur gehangen met een doekje voor de tralies, zodat ze alleen maar konden communiceren door hun prachtige manier van ‘fluiten’ ten gehoor te brengen. En daar genoten de toehoorders van.

De duivenbezitters kweekten hun duiven op. Eén duivenpaar dat goede prestaties leverde werd gebruikt om een lange stamboom te kweken. De duiven mochten eerst naar buiten als ze de vliegkunst machtig waren. Voordat ze eten werd voorgeschoteld door de bezitter werden ze even in vrijheid gesteld. Als de bezitter dan, meestal door een speciale manier van fluiten ze naar hun verblijf lokten zaten ze weer opgesloten. Dit ging verder tijdens hun groeiperiode door ze steeds verder van huis ‘vrij te laten’. Dan kwamen de wedstrijden. Voor het weekend werden de duiven in korven gezet en weggebracht vaak naar een verre afstand. Ze hadden allemaal een ring om één van hun poten waarop een nummer was vermeld dat correspondeerde met de naam van de eigenaar en één ring die men kon verwijderen en in een soort tijdklok stoppen waardoor de tijd en het nummer van de duivenring werden geregistreerd. Later kon men dan bepalen welke duif het snelste de weg naar huis had afgelegd.

Een foto van een aantal tuinen toont aan dat vele duivenhokken de ruimte van de tuinen in beslag nam.

Het was een grote vereniging die de duivensport ten uitvoer bracht. Op een verenigingsfoto zijn een aantal duivenmelkers te zien die prijzen in de wacht hadden gesleept. In het artikel staat ook een foto van twee heel bekende duivenmelkers, dhr. H. Vluggen en zoon Kay.

Jo SoMers

 

Dienstplicht in de zestiger jaren

Dit is een verhaal dat een verwoording is van de persoonlijke ervaringen van de dienstplicht van de schrijver, Piet Hegger.

Sinds 1 mei 1997 bestaat er een opschorting van de opkomstplicht, dwz. dat de dienstplicht formeel niet is afgeschaft en indien nodig weer in werking kan worden gesteld.

In de jaren daarvoor kreeg je tijdens je zeventiende levensjaar bericht dat je dienstplichtig was. De keuring werd in Roermond gedaan. Er werd getest of je gezondheid in orde was, je conditie voldoende was en of je geen lichamelijke gebreken had waardoor je ongeschikt was. Tevens kon men naar aanleiding van de uitkomst van de tests bepalen voor welk onderdeel je geschikt was, indien je de keuring positief doorkwam. Dat kon voor infanterie, cavalerie, genie of de medische dienst.

Goedkeuring betekende ook dat je 18 maanden uit je vertrouwde dorpsomgeving werd ‘afgevoerd’. Dat vond een gedeelte leuk, maar er waren er ook bij die liever hun werk in de burgermaatschappij bleven uitvoeren en afgekeurd wilden worden.

De schrijver van dit artikel moest zich op 13 juni 1962 melden in de Generaal de Bons kazerne in Grave. Nadat zijn ‘plunjebaal’ was volgestopt met ‘uitrusting’ die bestond uit kleding in allerlei uitvoering werd hem een slaapplaats aangewezen. Nadat hij de opleiding achter de rug had werd hij 2 maanden ‘op pad’ gestuurd. Na terugkomst kreeg hij de mededeling dat hij als soldaat verder moest in de Hojelkazerne te Utrecht.

Piet kreeg geelzucht en dat betekende een verblijf van 11 weken in het militair hospitaal ‘Oog en Al’ in Utrecht. Nadat hij deze plek had verlaten moest hij nog 5 maanden in de Hojalkazerne in Utrecht verblijven. Na de diensturen in de kazerne verbracht te hebben mochten zij ‘de stad in’. Bezoek aan een terras was een van de leuke bezigheden.

Daarna werd hij overgeplaatst naar Harderwijk. Hier werd hij ingedeeld in een magazijn en receptie. Daar werden defecte apparaten aangeboden en nadat ze waren gerepareerd werden ze weer opgehaald. Piet moest ook drie weken op oefening in de buurt van Seedorf. Piet vond hij zijn diensttijd verloren tijd, omdat deze zijn studie radiotechniek Philips in Eindhoven onderbrak.

Piet Hegger

 

Leerlooierij Ackens,  De vierde leerlooier in Gulpen

Rond 1875 waren er 4 leerlooierijen in Gulpen. De Gulpener Bierbrouwerij heeft in 2018 haar uitgebreid archief laten inventariseren en Galopia kreeg niet alleen de voorlopige inventarislijst maar mocht ook in het archief zelf stukken bekijken. In een van de stukken was er sprake van: “het lozen van vuil water van leerlooierij Emile Ackens in het riviertje de Gulp en het bezwaar van bierbrouwer J. M. Smeets hiertegen 1874” Hieruit blijkt dat er in 1874 daadwerkelijk een looierij ‘A ge Veld’ was.

In dit artikel is heel duidelijk beschreven wie Emile Ackens was. Een heus stuk stamboom is in dit artikel opgenomen. En hier komt ook de huisarts Ackens in voor die samen met zijn zus ervoor zorgde dat er een gesticht kwam in Gulpen dat geleid werd door de Zusters van Liefde en dat ondergebracht werd in de Sint Joseph Stichting. Er werd toen een nieuw gesticht gebouwd, het gebouw dat het huidige gemeentehuis is.

Emile is de broer van de gulle weldoeners van Gulpen die volgens zijn brief van 9 april 1874 een looierij wilde stichten in de tuin bij hun huis.

De branderij en brouwerij van Smeets ligt stroomafwaarts van de voorgenomen looierij en de eigenaar gebruikte water uit de Gulp voor het maken van bier en jenever. Smeets heeft aangegeven dat het lozen van het vuile water van de looierij nadelige invloed zal hebben op zijn bier. De gemeente kwam tot het inzicht toch de vergunning te verlenen omdat de inwoners van Gulpen die Gulpwater dagelijks gebruiken ook geen bezwaar hadden tegen de andere leerlooierijen. De inspecteur van de Provinciale Staten vond dat de vergunning verleend kon worden maar stelde wel voorwaarden. Als de brouwerij op vrijdag gestopt was met productie dan pas mocht de looierij pas water lozen.

Hoe lang de looierij heeft bestaan weten we niet. Wel is duidelijk dat looier Emile Ackens op 27 januari 1890 vertrok naar Aken. Maar deze looierij komt in de archiefstukken van de Gemeente uit 1930 terug als “de oude Looierij van Ackens” in eigendom van de Sint Josephstichting.

Fons Meijs.

Met dank aan Jo Somers voor het uitpluizen van het archief van de brouwerij en Eugenie en Frans Troisfontaine-Loozen voor het zoeken naar foto’s.

 

 Nog een zusterklooster    Slotzusters gestart in Gulpen.

 De zusterorde kwam op initiatief van gravin Leonie von Wendt-Holtfeldt, echtgenote van Oscar de Marchant et d’Ansembourg, al in 1862 naar Gulpen. Ze woonde enige tijd op kasteel Neubourg waarna ze verhuisde naar de pastorie bij de oude kerk. En weer later bouwde zij een klooster met een gesticht in Gulpen. Dit is vandaag de dag het gemeentehuis. In 1981 zijn de laatste drie zusters uit Gulpen vertrokken.

Maar er is nog een zusterorde in Gulpen geweest, bewijzen hiervoor werden gevonden bij Rijckheyt. Het blijken Redemptoristinnen te zijn, beter bekend als slotzusters.

Hoe kwamen deze slotzusters in Gulpen terecht? Dit is een uitgebreid verhaal dat tot in detail in deze periodiek staat beschreven.

De naam ‘slotzusters’ verlangt een uitgebreide beschrijving. Een slotklooster is een klooster waar weinig of geen contact met de buitenwereld toegelaten wordt en de zusters zijn grotendeels zelfvoorzienend.

Eerst namen de slotzusters hun intrek in een huurhuis aan de Steenweg. Zij zochten daarna naar een geschiktere woonruimte. De hulp van het paterklooster in Wittem zal er ongetwijfeld geweest zijn. De keuze viel op Partij/Wittem. Het bevolkingsregister geeft aan dat alle zusters op 22 juni 1851 uitgeschreven werden van Gulpen naar Wittem. Daar werd al snel gestart met de bouw van een nieuw klosster, genaamd “Mariëndaal” aan de Partijerweg . Het is een volledig ommuurd complex met bakstenen met klooster en een tuin met o.a. enkele grafkapellen en een Lourdesgrot

Vanuit de locatie in Wittem zijn de zusters zeer actief. Zij stichtten in 1852 een klooster in Ried/Oostenrijk, in 1874 het klooster in Sambeek/Noord Brabant en nog in een paar plaatsen.

Bezoek werd niet toegelaten, maar voor hun lichamelijke verzorging werd een uitzondering gemaakt, b.v. voor de huisarts en de tandarts. En fysiotherapeut Jan Lamers kan nog vertellen hoe het 30 jaar geleden toeging. Hij vertelt over een uitzonderlijke gebeurtenis. Slechts één maal in hun ruim 170 jarig bestaan heeft zo’n spontane en sportieve gebeurtenis plaatsgevonden. Dit is uitgebreid in dit periodiekonderdeel beschreven.

Fons Meijs, met dank aan Zuster Maria Joanna en Jan Lamers voor hun medewerking

 

 De mannen van het dröpke.

Een onderdeel naar aanleiding van een artikel in het Limburgs Dagblad van 2005. De vraag die in het artikel werd gesteld was: “Wètstenog?” Een van de foto’s die bij een van deze artikelen werd getoond was van de trotse leden van GKC: de “Gulpener Kegelclub” die poseerden ter gelegenheid van hun vijfjarige bestaan. Er kwamen reacties binnen en vooral uit Gulpen, ook van leden van Galopia. De journalist schreef er naar aanleiding van het commentaar van de lezers een prachtig verhaal over. Dit is in ons periodiek letterlijk overgenomen omdat het zo leuk is voor een Gulpenaar om te lezen.

Kort samengevat en wij hopen dat het U uitdaagt om de volledige tekst te lezen in ons periodiek nr. 25.

Een van de reacties is: “Als Johan, onze vader dat nog had mogen meemaken. Het was zijn lievelingsfoto, die hing boven zijn bed. Hij noemde het “De mannen van het dröpke”.

De namen van de geportretteerden staan vermeld, Hier en daar zelf met de vermelding van een “bijnaam”. De beroepen van deze mensen en de fabriek, winkel of café waar ze werkzaam waren, wordt er ook bij vermeld. Vaak met uitgebreide eigenaardigheden waardoor deze mensen in Gulpen “beroemd” geworden zijn.

Wij weten zeker dat als dit soort verhalen wordt gelezen door de iets oudere bewoners van Gulpen er dan commentaar op volgt en misschien nog eigenschappen van de mensen op de foto worden toegevoegd.

Jo Somers

 

 Kruistocht over Dolsberg, Beertsenhoven en Heesel

Dit een beschrijving van een wandeltocht die voert via de Kiewegracht, Dolsberg, Beertsenhoven, plateau van Margraten-Ingber en de Heesel langs diverse geplaatste veldkruisen. De lengte is ongeveer 8.5 km. Maar kan indien nodig 2 km. worden ingekort. De tocht kent drie aardige hoogteverschillen 20, 74 en 86 meter.

Het startpunt is bij het busstation van Gulpen, bij kruising Rijksweg en Burgemeester Teheuxweg. In het periodiek is een kaart geplaatst waarop de route enigszins is te volgen. Door de Rijksweg over te steken komt men de eerste herdenkingssteen tegen. Op 14 oktober 2004 is de dag dat de 12-jarige Maud, die op weg was naar de middelbare school, verongelukte. De wandeling wordt vervolgd en in de Nieuwstraat wordt gewezen op twee gietijzeren kruisen. Het volgende aandachtspunt is de lindeboom die herinnert aan de 50ste verjaardag van de toenmalige koningin Beatrix. Het volgende punt is de kerktoren, een restant van de in 1926 afgebroken RK kerk. Dan volgt hoeve ‘de Burgh’, waarover in periodiek 25 een aantal geschiedkundige details worden beschreven. Na honderd meter afdaling richting Wijre wordt een punt bereikt dat een aantal plekken te zien geeft die geschiedkundig vele pagina’s zou kunnen vullen.

Na via een landweg linksop de Dolsberg te zijn beklommen is er een bank die enerzijds als rustplek en anderzijds als een plek worden beschouwd die een prachtig uitzicht geeft. Via een tourniquet ofwel “stegel” Is er een doorgang naar de Groene weg.  

Maar dit is pas een klein gedeelte van de route die herinnert aan grote stukken geschiedenis van Gulpen. Een stuk uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is te lezen als men een ruïne passeert waar 4 Gulpenaren omkwamen doordat een bom op de boerderij viel terwijl deze mensen aan werk waren. Een plaquette die door HKV Galopia is geplaatst geeft de namen van de verongelukten.

Giel Xhonneux, bijgewerkt door Fons Meijs.

 

Vakantie in de zestiger jaren.

Vroeger gingen vele jongeren met de fiets op vakantie. Zo heeft Piet een prachtige jeugdbelevenis die hij samen met zijn vriend Jan beleefde, beschreven.

Er werd een tent gehuurd voor 5 gulden en een fiets van een vriend geleend. De bagagedragers van de fietsen volstonden niet om alle broodnodig materiaal te vervoeren, dat nodig was voor die ene vakantieweek. Want de bagage die bestond o.a. uit kleding voor een hele week die werd verpakt in de schooltas en om de stang van de fiets gebonden en nog een tas op de bagagedrager. Piet noemt de artikelen op die zij meenamen, slechts ‘enkele’ zijn hier vermeld zoals een deken, een grondzeil en kussen voor de nacht. Natuurlijk ook eetgerei: potten, pannen, borden, kopjes en bestek. Ook voedselvoorraad voor de eerste dagen was nodig.

Jan en Piet zouden op een zaterdag naar een camping in een plaatsje bij Eindhoven, Acht, gaan. De reden hiervoor was de kermis in Eindhoven. Onderweg hadden ze nog contact met twee meisjes uit Zuid-Holland die een stuk met hen meefietsten. De eerste dag werd gebruikt als verkenningsdag. Tegen de avond werden op de camping nog enkele biertjes gedronken en daarna onder “de wol”. De volgende maandag- en dinsdagmorgen sprongen ze op de fietsen en reden richting kermis, richting Eindhoven dus.

Op woensdag werd de bagage weer op de fiets gebonden en via Vught naar Bemmel gereisd, daar hadden ze afgesproken met twee Gulpenaren: Lambert en Jimmie. En deze twee hadden daar afgesproken met paar “Hollenderkes” die ze al eens eerder hadden getroffen. Na nog meer avonturen te hebben beleefd, o.a. tijdens de Nijmeegse Vierdaagse, werd alles weer op de fietsen gebonden. Onderweg werd nog gestopt bij een familielid om te vragen om een pak boterhammen. Op de terugreis in de buurt van Venlo ging Jan door zijn achterwiel.

De fietsen werden op de trein gezet en hun reis ging verder met de trein. Een handicap was dat ze de hele bagage moesten dragen. Vanuit Maastricht werd met de bus naar Gulpen gereisd. Een dag later werden de fietsen in Wijlre opgehaald.

Het was een leuke vakantie geweest.

Piet Hegger.