nr 26 oktober 2021

 Samenvatting. periodiek nr 26

Geschiedenis van Gulpen

In een historisch document van de hand van de Duitse keizer Hendrik II wordt Gulpen genoemd en is een bewijs dat Gulpen als nederzetting al minstens duizend jaar bestaat. Een detail hiervan is in de periodiek afgedrukt.

In het boek: “Geschiedenis van Gulpen tot 1850” kunnen we de geschiedenis volgen.

Dit boek bevat een kleurgedeelte en is uitgegeven door een van onze leden van Galopia. Het is verkrijgbaar in de winkel van Primera in Gulpen en in de Kloosterboekwinkel in Wittem voor € 15.

Galopia

 

Gats en löfke

Dit zijn twee “straatnamen” die door de Gulpenaren zo werden genoemd, maar zijn geen officiële straatnamen. In de archieven zijn ze wel als zodanig terug te vinden. Op een aantal luchtfoto’s is te zien dat er een ruime bewoning was. De oudste vermelding van de naam “in gene Gats” is te vinden in de lijst van de R.K. parochianen die pastoor Ghijssels in 1675 opstelde.

Vanaf 1795 gaat de Franse bezetter van Nederland over tot het houden van volkstellingen. Voor Gulpen beginnen de bevolkingsregisters met het jaar 1851.

De daaropvolgende registers worden nog ingewikkelder. Naar aanleiding van de voorbeelden die in het origineel worden vermeld is dat duidelijk.

Op een aantal prachtige foto’s die in ook in het periodiek staan afgedrukt is te zien dat hoe dit historisch stukje Gulpen in die tijd was. Om in het “Löfke” te komen was het vroeger alleen maar mogelijk om vanaf de Rijksweg door een klein stukje “tunnel” te gaan. Van de onderhoudsbeurt die door de Heren Ruijpers en van de Berg  zijn enkele foto’s in het periodiek afgedrukt.

Nu is er een ‘moderne’ brug over de Gulp.

Fons Meijs

 

Eerste wielrenners/Jeanne Martinussen

Gulpen is nu ook nog bekend van doorkomst van wielerwedstrijden. In het verleden was Jean Martinussen (geb. 23-3-1883) en Lambert Lumey (geb. 23-3-1881) de eerste Gulpener wielrenners. Vroeger waren de wegen nog niet geasfalteerd en er was ook nog geen verzorging onderweg. Ook de fietsen hadden niet die techniek die ze vandaag de dag hebben.

Jean Martinussen werd in een vijftal jaren Limburgs kampioen. In de eerste ronde van Nederland eindigde hij als vijfde. In het artikel in het periodiek staat zijn hele lijst van overwinningen vermeld.

Naast deze twee wielrenners was een generatie later met namen Harry van Loo geen onbekende (geb. 12 jan. 1918)

Piet Hegger met foto’s van Jean van Loo en José Austen

  

Jeanne Martinussen, Jurylid bij wielerwedstrijden

Dochter van wielrenner Jean Martinussen

Het verhaal begint met ‘de stamboom gegevens’ van Jeanne Martinussen. Zij werd geboren op 21 mei 1922. Haar grootste hobby was wielrennen. Dit kreeg ze dat met paplepel ingegeven. Haar vader Sjeng Martinussen nam in zijn jonge jaren deel aan allerlei koersen. Later werd hij jurylid en organisator. Jeanne was zestien toen ze al in de jury was, en nam plaats op het juryplatvorm en noteerde de rugnummers van de premiewinnaars. In 1948, tijdens de wereldkampioenschappen in Valkenburg kreeg zij een plaats in de volgwagen van het Polygoon bioscoopjournaal.

Tijdens de ronde van Nederland werd er altijd een beroep op haar gedaan om hier een gedeelte van het parcours uit te zetten.

Ze werd ook uitgenodigd om zitting te nemen in de club van 24 en in de club van 48. De club van 24 bepaalde elk jaar wie de beste Limburgse wielrenner of wielrenster was en wie de wielrenner of wielrenster van de toekomst was. Dat gebeurde meestal in het Kelderke van de Brand Bierbrouwerij.

Ze bleef fan van het wielrennen tot 2016, Het jaar waarin zij overleed.

Piet Hegger, met informatie door José Austen.

  

Marechaussee in Gulpen

In vroeger jaren kwamen we leden van de Marechaussee tegen als we de grens van een land overschreden. Maar deze grenscontrole is nu alleen nog als we reizen buiten Europa.

De website over de geschiedenis van de marechaussee geeft veel informatie over het ontstaan. In 1814 ontstond het Corps der Marechaussee. Deze nieuwe ‘politieorganisatie’ moest de orde handhaven, zorgen voor de naleving van wetten en de veiligheid van grenzen en de grote wegen bewaken. Koning Willem I nam het besluit tot oprichting van het Corps der Marechaussee op 26 oktober 1814.

Op een foto van internet is de voormalige Marechausseekazerne van de brigade Gulpen gelegen aan de Rijksweg te zien.

Rond 1925 wordt er een nieuwe kazerne gebouwd, nu aan de parallelweg, thans Burgemeester Teheuxweg. Dit was een groot complex van 4 woonhuizen en kantoren. Het geheel is gebouwd naar ontwerp van A. J. N. Boosten rond 1925. Een aantal foto’s maakt het verhaal nog duidelijker.

 

Alcohol vergunning en verkoop

Vreugde, verdriet en plezier kan veroorzaakt worden door alcohol. Waarschijnlijk al 4500 jaar v. Chr. werd in plaatsen waar nu Iran en Irak liggen bier gemaakt. De oudste drank uit de menselijke geschiedenis. Bier werd na verloop van tijd geassocieerd met “onbeschaafde” volkeren, zoals de Germanen.

Bier was veiliger dan water en bovendien voedzamer. Het bevat immers graan en de gist was rijk aan vitamine B. De bierconsumptie was in de middeleeuwen zeer hoog.

In de middeleeuwen waren het meestal de vrouwen die het bier brouwden en het was een huishoudelijke bezigheid. In kloosters en abdijen werd ook vaak bier gebrouwen.

De overheden concludeerden vroeger dat het een prima bron van inkomen was. En het verkopen mocht alleen met vergunning. Naast het inkomen dat in vroeger tijden een man had, was het vaak de vrouw die bier verkocht. Maar voor het verkopen van bier was een vergunning nodig.

Later, in de derde Drankwet, die gold van 1934 tot 1967, werd de vergunning voor het schenken van dranken in de Horeca verleend als Verlof A (voor zwakalcoholische dranken0. Verlof B (voor alcoholvrije dranken, of als Volledige Vergunning (ook voor sterke drank, dus boven 15%.) In 1967 volgde de nieuwe Drank- en Horicawet. De borden die bij de ingang van drankverkopers zijn nu nog door velen te herkennen. In het gemeentearchief van 1936 is een hele lijst gevonden van mensen die verlofrechten kregen voor de verkoop van drank. In het periodiek staat de lijst afgedrukt van de houder van de verloven.

Giel Xhonneux en Fons Meijs.

 

Gezin in de vijftiger en zestiger jaren

In deze jaren waren er niet veel alleenstaande vader en moeders. Echtscheidingen waren er niet veel. De vader was het hoofd van het gezin en ging zorgen dat er ‘geld in het laatje’ kwam door werk. De moeder zorgde voor het huishouden en de kinderen. Moeders eerste zorg was s’morgens het lunchpakket voor haar man verzorgen. Daarna volgde het verzorgen van de kinderen, en het maken van hun ontbijt. De verdere dagtaak was het poetsen, wassen en strijken en voor het middageten zorgen.

Dan had ze een paar kwartier om eventueel de krant te lezen maar de kinderen kwamen om 4 uur weer uit school. Dan moest zij de kinderen eventueel helpen met hun huiswerk. Tegen negen uur lagen de kinderen in bed en hadden de ouders tijd om eventuele problemen te bespreken. TV was er niet, hooguit een radio waar ze naar luisterden. Voor de wasbeurt van de kinderen werd een grote teil met warm water gevuld en werden de kinderen om de beurt door vader gewassen en door moeder gedroogd.

Op zondag was ook het kerk bezocht dat als zondagsplicht werd gezien. De overige dagen van de week gingen de kinderen eerst naar de kerk waarna ze dan rechtstreeks naar de school liepen.

Tijdens de vakantieweken moesten de kinderen zich meestal zelf vermaken omdat het dagelijks werk van de ouders er ook in de vakantieweken was.

En vandaag de dag gaan de kinderen al heel jong naar de opvang en worden ’s avonds weer opgehaald.

Piet Hegger.

 

Holle wegen,  kiezelkoelen en andere wetenswaardigheden

Vanaf de Gulpenerberg heb je een prachtig uitzicht. Elk detail kan een hoofdstuk in je denkvermogen betekenen. Een regenbui verstoorde mijn denken. Tenminste dat dacht ik in eerste instantie. De zwaartekracht zorgde ervoor dat het (regen)water allemaal in ons riviertje de Gulp terecht kwam. Ik stond op het hoogste punt en rondom mij heen bevonden zich heuvels. Dus het regenwater stroomt naar beneden maar ik zag ook dat er openingen in de heuvels waren. Kijkend naar kasteel Neubourg dan zie je dat de Gulp stromen, die water vervoerd naar Gulpen. (De Gulp ontspringt in Belgisch Gulpen).

Aan de andere kant van de heuvel (Gulperberg) waar ik op sta stroomt de Geul. Er zijn meer van deze inhammen. De Eijserbeek heeft hier ook een doorgang gemaakt.

Het water dat op de bergen rondom Gulpen valt heeft door middel van de zwaartekracht en het stromen naar het diepste punt ‘holle wegen’ doen ontstaan. Maar op deze plaatsen zit veel mergel in de bodem en het water moet dan een ‘omweg’ maken. Het water dat het diepste punt opzoekt zorgt voor ‘meanderen’. Net zoals de Gulp, Geul en al de kleinere beekjes. Zie de bochten die deze snelstromende beken maken.

Deze rivieren, beekjes waren in vroeger tijden een hindernis voor het vervoer van de agrariër die van en naar de velden moest om het maai- en zaaiwerk ten uitvoer te brengen. Vandaag zijn er overal bruggen.

Als voorbeeld: In vroeger tijden kwam de agrariër met zijn oogst richting Gulpen om deze aan de man te brengen. Als hij van Vaals kwam kon hij, in die tijd, tussen de beken door met zijn voertuig rijden maar als hij langs Kasteel Cartils was had hij een probleem, de Geul. Een aantal mensen heeft toen de Geul driemaal zo breed gemaakt en ze van een stenen bodem voorzien. Op deze manier konden de mensen met paard en wagen door de Geul. Maar de mensen die deze overgang hadden gemaakt wilde er geld voor hebben en gingen tol heffen. Maar de mensen met paard en wagen konden wel in Gulpen en meerdere dorpen richting Maastricht hun ‘oogst’ verkopen.

En de overgang in Gulpen over de Gulp was al heel lang geleden gemaakt. Want op de sluitsteen van de huidige brug staat het jaartal: 1826.

Jo SoMers.

 

D’r Hoakeman

Als we in onze kinderjaren naar school gingen werden we altijd gewaarschuwd door onze ouders, niet te dicht langs de Gulp te lopen. Als we dat toch deden was onze broek met modder besmet. En het wassen moest met de hand gebeuren en veelal ook nog in het water van de Gulp.

Onze ouders vertelde ons dat onder de overkluizing zich een monster ophield ”d’r Hoakeman”. Enkele jaren geleden zijn er twee bogen geplaatst waarbij een beeld ligt dat een ‘nimf’ voorstelt.

Jo SoMers.

 

Broederschap van de heilige rozenkran           Een gelovige vereniging

De eerste broederschappen zijn in de middeleeuwen ontstaan. Het waren verenigingen van vrome leden. In Gulpen was al in 1682 het Broederschap van de Heilige Rozenkrans. Vanaf de 15e eeuw werd het rozenkransgebed vooral aanbevolen door de orde van de Dominicaner en de Montfortanen. Het gebed werd vooral gebeden in tijden van nood.

Pastoor Rolandus Ghijssels, die op 11 maart 1672 in Gulpen werd benoemd, wilde een goed overzicht hebben van zijn gelovigen. Hij maakte in 1675 een lijst van alle parochianen die in ons periodiek nr. 3 is toegelicht. Tevens maakte hij een lijst van de leden van de Broederschap van de Heilige Rozenkrans. De lijsten in het “Rozenkrans Vormelingen boek” eindigen met een lang overzicht uit 21 september 1942 met 91 mannen en 104 vrouwen.

De archiefstukken uit 1938 trekken de aandacht van Kapelaan P. Huveneers. Hierin staat: “is de Broederschap eenmaal opgericht, dan blijft ze steeds bestaan, uitgezonderd in het geval dat de kerk, waarin ze werd opgericht, wordt afgebroken en op een afstand, groter dan 390 schreden, weer wordt opgebouwd.”  

En dat is in Gulpen, met de bouw van de nieuwe kerk, 1924-1925, het geval. Als de Broederschap niet meer volgens de wetten van de Kerk rechtsgeldig is dan zijn de aflaten die men op de 2de zondag van oktober kon verdienen, de z.g. Toties Quonties – aflaat, ook niet verdiend. Want de Toties Quonties – aflaat is alleen en uitsluitend te verdienen in de kerken, waar Rozenkransbroederschap is opgericht. Pastoor Deken Knops vraagt aan de Bisschop hoe het nu precies zit, want hij kan in de Analen van Gulpen niets vinden over een heroprichting van de Broederschap. Anno 2020 is er over het bestaan van deze Broederschap niets meer bekend bij onze parochie.

Wel is er in 1938, ter ondersteuning van een eventuele heroprichting, een los overzicht gemaakt van de leden.

In 2013 nodigde Paus Franciscus verschillende broederschappen uit in Rome. Het laatste teken van de Broederschap van de Heilige Rozenkrans in Gulpen dateert van 1942.

 

Studentenclub “ut löfke”

De naam “Ut Löfke” is afkomstig van een “steegje” dat ligt tussen het Willem Alexanderplein  en Aan het Veld. De studentenclub werd opgericht op 22 augustus 1958. Miel van Loo was de eerste voorzitter. In de statuten staat dat je juniorlid kon worden vanaf 17 jaar en juniorlid van 14 jaar.

De grondregels van de studentenclub waren discussieavonden, vorming, plezier en educatie. De club bevatte een volledig bestuur. Vóór elke vakantie werd er een boekje uitgegeven met daarin het programma voor de komende vakantie. Tijdens de vakantie waren het heel drukke programma’s die bestonden uit bezoeken aan diverse bedrijven, wandelingen, discussies, korte vakanties en feestavonden, De Brand-, de Gulpener en de Leeuw brouwerijen werden bezocht.

Ook werden er toneeluitvoeringen gegeven. Een stuk heette “DE ZOMERZOTHEID”. Dit stuk werd onder daverend gelach van het publiek en na afloop met een staande ovatie beloond.

In het orgaanblad stonden soms ook hele mooie gedichten, zoals een gedicht over WERELDNOOD, honger, ziekte en ellende.

Ut Löfke uit Gulpen heeft meer dan 25 jaar bestaan.

Piet Hegger.

 

Familie Packbier 

Soms krijgen wij, als Galopia, mooie oude groepsfoto’s en dan vraag je, je af wie erop staat en wat is de reden van de foto. Dit verlangt vaak een langdurig en moeilijk onderzoek. Helpen kan de internetpagina: ‘wiewaswie’

Over de foto die in het periodiek is afgedrukt kregen we van José Hartmans de namen van de geportretteerde. Zij sprak met een van de nazaten, met Nico Packbier. De Mevrouw op de foto is: Catharina Packbier – Stolman. De man rechts op de foto met klompen geschoeid is Nicolaas, “Klos”, Packbier, de zoon.

Een uitgebreide stamboom volgt.

Bij het zien van zo’n mooie foto van een ‘boerenfamilie’, komen allerlei gedachten uit vroeger tijden omhoog.

Een ervaring bij de familie Bormans, Hoeve de Wijngaard vertelt Jo Somers.

Zijn vader ging nadat hij op de Staatsmijn Wilhelmina was gepensioneerd (1954) bij de familie Bormans nog wat klussen. Zijn hoofdtaak was “flatte spreien”. Rond het middaguur was de tafel gedekt en ook wij mochten (moesten) mee eten. Aan het hoofd van de tafel zat Godfried Bormans, de vader van de kinderen Bormans. Hij zegende het brood en sneed het en verdeelde het met een bepaalde volgorde. Ook de ham sneed hij, en verdeelde ze in dezelfde volgorde. Als laatste sloot hij de maaltijd af met een gebed. In de zomer werd na deze maaltijd enkele uren  ‘rust’ genomen. Dit noemde men ‘ungeren’.

Een foto kan vaak heel veel geschiedenis is kijkers losmaken.

José Hartmans, Fons Meijs en Jo Somers

 

Scherm- en turnclub naar Parijs

De turnclub is uitvoerig in periodiek nr. 16 beschreven. Maar een verhaal wordt vaak door de lezers aangevuld. Op 27 april 1887 meldt het dagblad “De Tijd” dat door de Gulpener Scherm- en Turnvereniging een spectaculair feest georganiseerd zal worden op 3 en 4 juli van dat jaar. De club heeft een enorme reputatie, ook al in de 19e eeuw. Zij stuurt invitatiebrieven aan veel binnen- en buitenlandse verenigingen zich vóór 1 juni aanmelden. De prijzen die zij konden behalen staan in het verhaal genoemd. Door het goede verloop van dit festijn, werden ook zij zelf gevraagd om aan andere feesten deel te nemen. De club nam in 1888 deel aan de internationale scherm- en gymnastiekwedstrijden in Maastricht en dat werd met een “eereprijs”bekroond! Dit is een van de reden dat de club werd uitgenodigd om deel te nemen aan het 15e Fransche Bondsfeest te houden op 9 en 10 juni 1889 in Parijs. Op 21 april 1890 verscheen er een melding over de resultaten van de Gulpener Scherm- en Turnvereniging in “De Tijd”. Deze krant melde dat de vereniging twee prachtige diploma’s uit Parijs had ontvangen. Beide door de jury getekende diploma’s waren voor de behaalde overwinningen op het Franse Bondsfeest van vorig jaar.

Jan Somers.

 

KAJ Rally (Katholieken Arbeiders Jeugd)

In het begin van de zestiger jaren kreeg de KAJ een uitnodiging om mee te doen aan een KAJ rally in Schinveld. Hub Schellings, John van Loo, Jef Thijssen en Piet Hegger vormden het team.

Op zondagmorgen werden de fietsen beladen met eten, drinken en wat snoepgoed. Na de zondagsmis in Wittem te hebben bijgewoond reden ze richting Schinveld. Het kaartlezen was nog een groot probleem. Toen ze in Schinveld aankwamen werden de regels van de rally aan hun uitgelegd. De eerste regel was ga op zoek naar een leeg luciferdoosje. De volgende ‘vang een vlieg en zet ze in het legen luciferdoosje’. Bij de derde controlepost werd de inhoud van het luciferdoosje gecontroleerd en de vlieg kreeg haar vrijheid terug. De volgende opdracht was de bomen rondom de kerk te tellen.

Ze kwamen om 18 uur in Schinveld aan. De gereden afstand was 130 km. Maar ze bleven “prijsloos”. Maar toen werd er dansmuziek gedraaid en ze vonden een meisje waarmee, ondanks de vermoeidheid mee dansten. Daarna werd de thuisreis aanvaard.

Dank zij de ervaring die ze hadden opgedaan werd door Piet een zelfde ‘wedstrijd’ in Gulpen georganiseerd met als eerste prijs een beker en de overige deelnemers kregen een zilveren lepeltje.

Op de dag werd ook de VKAJ uitgenodigd zodat er gedanst kon worden. Het geheel vond plaats in het patronaat. Het was een regenachtig dag waardoor er weinig deelnemers waren.

Piet Hegger.