Sjielp

Uit: Winkelen in hartje Heuvelland.

 

Een middag “roddele uvver awt Gullepe"

D’r Sjielp koas pas ech fluite

 

GULPEN - Als ik de huiskamer van Sjengske Meessen binnenkom, valt hij meteen met de deur in huis. "Dear wolt gét weite uvver d'r Sjielp? Déh, koas pas ech fluite". Sjengske is 85 en glundert nog bij de herinnering. Ik had hem, zijn vrouw en "de vrouw Hegt" gevraagd me eens wat te vertellen over het oude Gulpen. Nu zitten we gedrieën achter een kopje koffie en rolt vanzelf de naam van "D'r Sjielp'" als eerste naar voren.

D'r Sjielp is één van die vele ondefinieerbare figuren uit het oude Gulpen, waarvan niemand precies wist, wat ie nou "echt" deed, maar iedereen kende hem: een klein mannetje, donkergelig haar ("Dét woar van 't sigaretle roake"), waarop hij "ummer ein sjeive kap" had staan. Hij had een verlamming in één arm en mevrouw Hegt weet zelfs te vertellen, dat hij de vingers van zijn rechterhand helemaal tegen elkaar had staan. "Van 't fluite".

Die laatste eigenschap heeft d'r Sjielp ook de meeste roem gebracht in het dorp. De man kon als geen ander op zijn vingers fluiten. Voor een groot deel voorzag hij via die weg ook in zijn onderhoud. Meer in het bijzonder: als d'r Sjielp in een café zat en een fluitconcert gaf, was dat altijd wel voldoende voor wat 'handgeld' of de biertjes van die dag. Vaker ging hij ook mee als Piet Schillings en Andries Jongen met "d'r monica" op pad gingen. Menige kastelein vroeg dan nadrukkelijk of d'r Sjielp meekwam. Dat trok een gegarandeerd publiek.

Smokkelaar

Geregeld werk was er voor d'r Sjielp niet bij. Of je moest de periodes erbij rekenen, dat hij de krant of Katholieke Illustratie rondbracht; of fietsen repareerde ("Garantie bis uver gen brök"). Daarnaast smokkelde hij. Dat laatste ging hem niet altijd even goed af. Vaker had hij de politie achter zich aan.

Mevrouw Hegt glundert nog bij het verhaal, dat "de blauwe" 'm weer een keer in z'n kraag gevat hadden en d'r Sjielp zo verbouwereerd liet staan met zijn jas, die hij razendsnel uitschoot om er vervolgens vandoor te gaan.

Er waren trouwens meer "middelen van bestaan" waar de man op terug kon vallen. "spelletjes" bijvoorbeeld, weet Sjeng Meessen: "Dan how d'r weer 'ns zoë ding en doa moste op gét duwe. Ein kiër duwe en du haws die geld verloare". 't Werd 'm niet aangerekend. De drie in de kamer zijn het er roerend over eens: d'r Sjielp deed geen mens kwaad. Integendeel. In "a gen Veld" ("De gezelligste buurt waar ik ooit gewoond heb") kon het gebeuren, dat er eens geen aardappelen of groenten voorhanden waren bij deze of gene. D'r Sjielp "zou dan wel even wat bezorgen". Hij zelf woonde in bij de familie Schmets ('t Bet), die hem op tijd. zijn natje en droogje verzorgden. Ze noemt 'm nu nog liefdevol "Sjielpke”, de naam die ze overigens ook op het graf van d'r Siielp lier zetten.

Thuishaven

De familie onderhoudt het graf keurig. Al vanaf het moment dat d'r Sjielp in november 1966 overleed. De hele familie Schmets heeft daar geen enkel probleem mee. Geen wonder ook: de man was al bij de moeder van Bet Schmets in huis geweest en was, toen het daar te vol werd, bij haar in huis gekomen.

Een klein huisje en tien kinderen. Het gaf niks; voor d'r Sjielp was er altijd plaats. Al was het maar op een grote divanbank in de keuken. De kinderen wisten niet beter of hij hoorde bij de familie. Voor iedereen in huis had hij wel een naam "Fabrieksmoel" , "Kop 11": De kinderen herinneren zich dat met een brede glimlach. "Krieg ich e döpke?" fleemde hij vaker als hij om een kusje verlegen zat. Hun huis was de thuishaven. Daar kon hij altijd terecht. Vanuit de kroeg, vanuit zijn tochten. Kostgeld was er niet bij. Integendeel; d'r Sjielp werd geheel verzorgd, kreeg een versteld pak van d'r Frens en leende in tijden van nood geld. Frens heeft 'm zelfs eens met gevaar voor eigen leven uit de Gulp gevist, toen hij met de kermisdagen in het wild stromende water gevallen was.

"Zonger d'r Frens waar ich verzoope" vertelde d'r Sjielp overal.

Op meer momenten zat het hem niet mee. Op een van zijn krantetochten had hij behoefte aan benzine die tapte hij dan over van een andere brommer, die hij toevallig aantrof bij de bakkerij van "D'r KoekeI" . Zijn eeuwige sigaret bleef echter aan. Bijgevolg stond hij in een mum van tijd in brand. Ook daar trof hij zijn redders.

Juffrouw Le Cler wilde hem op een goed moment schilderen. D'r Sjielp voelde er niets voor: "Wat brengt 't op?" Voor twee pakjes sigaretten tenslotte poseerde hij. Voor sigaretten deed hij alles. Aan het eind van zijn leven zorgde Bet dat d'r Sjielp een uitkering kreeg. Vlak daarna trok hij bij zijn zus in, maar kon daar niet aarden. "Woar ich méh nooit gegoa" , klaagde hij in zijn laatste weken als hij toch weer voor zijn favoriete riestepap kwam lepelen.

Bij zijn laatste bezoek kwam hij geleend geld terugbrengen bij de familie. D'r Sjielp had het koud. "Zit dich mit de vot op gen haard". D'r Sjielp hoorde inderdaad bij de Schmetsen thuis.

De volgende dag werd hij bij het kruispunt Wittem overreden, toen hij de weg overstak naar de bus. Twee auto's moeten hem hebben aangereden. Een dader is nooit bekend geworden. Zo kwam er toch nog een plots eind aan een welhaast legendarisch figuur in Gulpen. Bijna niemand daar kent de op 4 mei 1900 geboren fluitist bij zijn echte naam.

Als de familie Schmets op het graf had laten zetten: "Hier rust Albert Odekerken " had menigeen niet geweten wie er lag. Vandaar dat de naam, die hem bij leven faam gebracht had, ook na zijn dood in ere bleef. In de herinnering van menige Gulpenaar klinkt de echo van d'r Sjielps fluiten nog na. De grafkosten zijn in maart 2012 door Galopia overgenomen.

      

We hebben de beschikking over o.a. deze twee foto's van de Sjielp. Alhoewel de foto's van slechte kwaliteit zijn, zijn ze toch uniek en dat is voor ons de reden geweest om ze hier bij dit artikel te plaatsen. Het jaartal van de opname is ons helaas niet bekend.