Limburgsche Tramweg Maatschappij 1956
- Details
- Hits: 7294
Haar wording en ontwikkeling;
We verdiepten ons in strijdvragen omtrent smal- of normaalspoor, aangaande stoom- of electrische tractie en konden niet raden dat een dicht net voor railvervoer reeds omtrent 1950 tot het verleden zou behoren, zij het ook niet zonder — in letterlijke zin — sporen na te laten. Midden- en Zuid-Limburg zijn, in tegenstelling tot andere streken van ons land, eerst laat in het bezit gekomen van de zo vurig verlangde tramlijnen.
Voormalig hoofdkantoor L.T.M, te Roermond
Het is 24 Maart 1912 eer de stoomtramlijn Venlo—Maasbree— Helden in gebruik wordt genomen; deze lijn, kortweg V.M.H., kwam in exploitatie bij een N.V. die haar naam droeg. Op 28 Augustus 1912 werd opgericht de N.V. Centrale Limburgsche Spoorweg (Stoomtramweg) Maatschappij, de z.g. C.L.S.M., ten doel hebbende Roermond met de omliggende dorpen door een tramweg verbinden. De eerste lijn die in exploitatie kwam was die van Roerrmond naar Neeritter en wel op 18 Juli 1915. Achtereenvolgens werden nu in exploitatie genomen de lijnen Roermond—Vlodrop op 1 Maart 1916 en Roermond—Deurne op 12 Februari 1921. Gedeelten van deze lijnen waren reeds eerder geopend.
Al deze stoomtramlijnen waren z.g. smalspoorlijnen met een spoor- breedte van l meter, zodat de spoorwagens niet op tramwegnet konden overgaan en de goederen dus op de overgangsstations Roermond en Blerick overgeladen moesten worden. Blijkens de geestdriftige persverslagen uit die dagen zijn die tramlijnen met grote vreugde begroet en ingewijd. Dit geschiedde gewoonlijk met veel muziek, toespraken en feestgelagen. De later zo verguisde trams hebben destijds aan de betrokken streek onschatbare diensten bewezen.
Zuid-Limburg, dat toch de in volle expansie zijnde mijnindus- trie omvatte, bleef het voorlopig nog bij plannen. Wel was daar opgericht de Limburgsche Electrische Spoorwegmaatschappij, verkort de L.E.S.M., beogende de aanleg van electrische tramlijnen in de streek. In exploitatie kwam voorlopig een stoomtramlijn van Heerlen naar Staatsmijn Emma.
Op 10 October 1918 benoemde de toenmalige Minister van Waterstaat een commissie, die tot opdracht kreeg een onderzoek in te stellen naar de verdere aanleg van tramwegen in Midden- en Zuid- Limburg. Langzamerhand was de Regering tot het besef gekomen dat men iets aan het vele jaren achtergestelde Limburg had goed te maken. Deze commissie ontwierp een veelomvattend plan voor tramaanleg. waarvan slechts een gedeelte werd uitgevoerd. Op 14 Februari 1921 werd opgericht de N.V. Limburgsche Tramweg Maatschappij, nu meer bekend als de L.T.M. Hierin werden de drie alreeds genoemde maatschappijen opgenomen. De lijn Venlo—Beringen ging evenwel op l Maart 1929 naar de N.V. Maasbuurt- spoorweg over, als passende meer in het gebied van die maatschappij. Achtereenvolgens werden nu afgebouwd en in exploitatie genomen de lijnen:
Al deze lijnen waren normaalspoorlijnen. Die in de mijnstreek kregen electrische beweegkracht, de overige stoomtractie. Tengevolge van het enorme vervoer van reizigers op de electrische lijnen moest het goederenvervoer daarover geheel gestaakt worden. De stoomtramlijnen Roermond—Sittard en Maastricht—Vaals kregen echter in de loop der jaren een beduidend aantal wagonladingen te verwerken. Van 1924 tot 1932 — het topjaar voor de inzinking — werden vervoerd ± 35 millioen reizigers en ruim 4 millioen ton goederen.
De grote malaise, die de economie van heel de wereld ontredderde, ging aan de L.T.M, natuurlijk ook niet onopgemerkt voorbij. Het normale vervoer van reizigers en goederen nam voortdurend af, waartoe het toenemend vervoer over de weg ook medewerkte. Dank zij het belangrijke transport van kolen naar de tijdelijke overslaghaven te Maasbracht bleef de finantiële toestand der L.T.M, tot 1935 nog vrij gunstig. Met het in gebruik nemen van het Julianakanaal en het gereed komen van de havens van Born en Stein ontviel dit kolenvervoer geheel aan deze maatschappij en was zij verder op het normale vervoer aangewezen. Om reeds genoemde redenen, als de concurrentie langs de weg, brokkelde het vervoer per tram steeds meer af. Het werd taak de exploitatie zodanig te wijzigen dat aan de concurrentie behoorlijk het hoofd kon worden geboden. De auto, naast het nog levendige verkeer per electrische tram, leverde de mogelijkheid op om de taak van de L.T.M, als streekvervoerder te handhaven en zelfs uit te breiden.
Op l Augustus 1932 deed de autobus dan ook haar intrede in de L.T.M.-wereld en geleidelijk veranderde het karakter van de onderneming; de autodienst werd meer en meer belangrijk, de trams kwamen in het gedrang, om tenslotte geheel te verdwijnen. Het gedeelte Meijel—Deurne van de lijn Roermond—Deurne was, als volkomen overbodig, op 31 Mei 1931 opgeheven en niet vervangen. Hierop kwamen de smalspoorlijnen:
Eind 1936 was het diepste punt der depressie bereikt en volgde een periode van opgang, die evenwel op 10 Mei 1940, tengevolge van de Duitse inval, een einde nam.De ingetreden oorlogstoestand bracht natuurlijk een ernstige terugslag in de ontwikkeling van het bedrijf teweeg. Het getrek aan brandstof en later ook het tekort aan andere materialen en benodigdheden, als banden, leidde tot een ingrijpende beperking van het autoverkeer.
Meer en meer ging men de gevolgen van de wereldstrijd ondervinden; aldra moest het goederenvervoer per vrachtauto gestaakt worden.Inmiddels werd door de L.T.M, volledige medewerking verleend aan de plannen van de Commissie Vergunningen Personenvervoer om tot een coördinatie van het vervoer per bus te komen. Daartoe werden een aantal concessies van derden in Zuid-Limburg overgenomen, waartegenover de concessies voor de lijnen in Midden- Limburg aan particuliere ondernemers werden overgedragen. Voorts wist de Maatschappij een belangrijk deel van 'het mijn- werkersvervoer te veroveren.
De nieuwe tijd eist nieuwe voorzieningen en er ontstaat, te Vaals, een persgasstation, dat ook aan particulieren levert en winst opbrengt. Het aantal te vervoeren reizigers neemt geregeld toe en stijgt in 1943 — dus toen de toestanden nog min of meer normaal waren — tot 17 millioen Dan breekt het rampjaar 1944 aan. We citeren nu uit het jaarverslag daaromtrent:
Het aantal reizigers loopt in 1944 dan ook terug tot 13 millioen; de inkomsten verminderen evenzeer. Het jaar 1945 geeft, voor wat betreft reizigersvervoer, een laagterecord te zien: 10,6 mil- lioen. Het mijnwerkersvervoer neemt evenwel gestadig toe en wordt een belangrijke bron van inkomsten. In 1947 voorziet men het algeheel opgeven van de tramdiensten.Het wordt evenwel nog 1950 eer de laatste tram verdwijnt. Wanneer in 1951 de L.T.M, eigenlijk niet meer terecht, wijl geheel autobusbedrijf geworden, haar naam draagt, vertoont de onderneming een geheel gewijzigd beeld. Het hoofdkantoor is van Roermond, waar het geen reden meer had. overgeplaatst naar Heerlen, centrum der bedrijvigheid. Men bedient thans 20 autobuslijnen, met 100 wagens en 425 man personeel. Op financieel gebied is een algehele sanering doorge- voerd. zodat de onderneming op een gezonde basis staat en een winstgevend bedrijf is geworden.Bij het samenstellen van dit over- zicht zijn in exploitatie de volgende lijnen:
30 Sittard—Broeksittard
54-55 Heerlen—Aken v.v

Bron: de Nederlandse streekvervoerbedrijven met hun tramwegen en autobusdiensten alsmede hun toerwagenbedrijven.1956 pag 123 t/m 125