Limburgsche Tramweg Maatschappij 1956

Haar wording en ontwikkeling;

Omstreeks een halve eeuw geleden verwachtte Limburg, dat beter voor handel en verkeer ontsloten diende te worden, alles van de tramwegen. We spiegelden ons aan België, en hadden geen kijk op de ontwikkeling van het vervoer door autobus en vrachtauto.

We verdiepten ons in strijdvragen omtrent smal- of normaalspoor, aangaande stoom- of electrische tractie en konden niet raden dat een dicht net voor railvervoer reeds omtrent 1950 tot het verleden zou behoren,  zij het ook niet zonder — in letterlijke zin — sporen na te laten. Midden- en Zuid-Limburg zijn, in tegenstelling tot andere streken van ons land, eerst laat in het bezit gekomen van de zo vurig verlangde tramlijnen.

 

 

 

Voormalig  hoofdkantoor L.T.M,  te  Roermond

Het is 24 Maart 1912 eer de stoomtramlijn Venlo—Maasbree— Helden in gebruik wordt genomen; deze lijn, kortweg V.M.H., kwam in exploitatie bij een N.V. die haar naam droeg. Op 28 Augustus 1912 werd opgericht de N.V. Centrale Limburgsche Spoorweg (Stoomtramweg) Maatschappij, de z.g. C.L.S.M., ten doel hebbende Roermond met de omliggende dorpen door een tramweg verbinden. De eerste lijn die in exploitatie kwam was die van Roerrmond naar Neeritter en wel op 18 Juli 1915. Achtereenvolgens werden nu in exploitatie genomen de lijnen Roermond—Vlodrop op   1 Maart 1916 en Roermond—Deurne op 12 Februari 1921. Gedeelten van deze lijnen waren reeds eerder geopend.

Al deze stoomtramlijnen waren z.g. smalspoorlijnen met een spoor- breedte van l meter, zodat de spoorwagens niet op tramwegnet konden overgaan en de goederen dus op de overgangsstations Roermond en Blerick overgeladen moesten worden. Blijkens de geestdriftige persverslagen uit die dagen zijn die tramlijnen met grote vreugde begroet en ingewijd. Dit geschiedde gewoonlijk met veel muziek, toespraken en feestgelagen. De later zo verguisde trams hebben destijds aan de betrokken streek onschatbare diensten bewezen.

Zuid-Limburg, dat toch de in volle expansie zijnde mijnindus- trie omvatte, bleef het voorlopig nog bij plannen. Wel was daar opgericht de Limburgsche Electrische Spoorwegmaatschappij, verkort de L.E.S.M., beogende de aanleg van electrische tramlijnen in de streek. In exploitatie kwam voorlopig een stoomtramlijn van Heerlen naar Staatsmijn Emma.

Op 10 October 1918 benoemde de toenmalige Minister van Water­staat een commissie, die tot opdracht kreeg een onderzoek in te stellen naar de verdere aanleg van tramwegen in Midden- en Zuid- Limburg. Langzamerhand was de Regering tot het besef gekomen dat men iets aan het vele jaren achtergestelde Limburg had goed te maken. Deze commissie ontwierp een veelomvattend plan voor tramaanleg. waarvan slechts een gedeelte werd uitgevoerd. Op 14 Februari 1921 werd opgericht de N.V. Limburgsche Tramweg Maatschappij, nu meer bekend als de L.T.M. Hierin werden de drie alreeds genoemde maatschappijen opgenomen. De lijn Venlo—Be­ringen ging evenwel op l Maart 1929 naar de N.V. Maasbuurt- spoorweg over, als passende meer in het gebied van die maat­schappij. Achtereenvolgens werden nu afgebouwd en in exploitatie genomen de lijnen:

Wylre—Vaals op 28 Juni 1922. 
Roermond—Roosteren op  30 November  1922.
Sittard—Heerlen op 27 October 1923.
Roosteren—Grevenbicht op 5 October 1924.
Mijn Emma—Brunssum op 24 Maart 1924.
Maastricht—Gulpen op 16 April 1925.
Heerlen—Kerkrade op  18 Augustus  1925.
Valkenhuizen—De Locht op 15 Mei 1928.
Maastricht station N.S.—Station L.T.M, op l Januari 1929.
Sittard—Grevenbicht op 15 Juli 1931

Al deze lijnen waren normaalspoorlijnen. Die in de mijnstreek kregen electrische beweegkracht, de overige stoomtractie. Tenge­volge van het enorme vervoer van reizigers op de electrische lijnen moest het goederenvervoer daarover geheel gestaakt worden. De stoomtramlijnen Roermond—Sittard en Maastricht—Vaals kregen echter in de loop der jaren een beduidend aantal wagonladingen te verwerken. Van 1924 tot 1932 — het topjaar voor de in­zinking — werden vervoerd ± 35 millioen reizigers en ruim 4 millioen ton goederen.

De grote malaise, die de economie van heel de wereld ontredderde, ging aan de L.T.M, natuurlijk ook niet onopgemerkt voorbij. Het normale vervoer van reizigers en goederen nam voortdurend af, waartoe het toenemend vervoer over de weg ook medewerkte. Dank zij het belangrijke transport van kolen naar de tijdelijke over­slaghaven te Maasbracht bleef de finantiële toestand der L.T.M, tot 1935 nog vrij gunstig. Met het in gebruik nemen van het Julianakanaal en het gereed komen van de havens van Born en Stein ontviel dit kolenvervoer geheel aan deze maatschappij en was zij verder op het normale vervoer aangewezen. Om reeds genoemde redenen, als de concurrentie langs de weg, brokkelde het vervoer per tram steeds meer af. Het werd taak de exploitatie zodanig te wijzigen dat aan de concurrentie behoorlijk het hoofd kon worden geboden. De auto, naast het nog levendige verkeer per electrische tram, leverde de mogelijkheid op om de taak van de L.T.M, als streekvervoerder te handhaven en zelfs uit te brei­den.

Op l Augustus  1932 deed  de autobus  dan ook haar intrede in de L.T.M.-wereld en geleidelijk veranderde het karakter van de onderneming; de autodienst werd meer en meer  belangrijk, de trams kwamen in het gedrang, om tenslotte geheel te verdwijnen. Het gedeelte Meijel—Deurne van de lijn Roermond—Deurne was, als volkomen overbodig, op 31 Mei 1931 opgeheven en niet ver­vangen.  Hierop kwamen de smalspoorlijnen:

 Roermond—Vlodrop, l Augustus 1932,
Roermond—Meijel, l Augustus 1933,
 Roermond—Neeritter, 22 Januari 1935,
aan de beurt. Op deze trajecten werden door de L.T.M, autobus- verbindingen  ingesteld. Spoedig volgde de vervanging der nor- maalspoorlijnen door autodiensten:
l Maart 1937 Maastricht—Vaals,
5 Mei 1937 Roermond—Roosteren.

Eind 1936 was het diepste punt der depressie bereikt en volgde een periode van opgang, die evenwel op 10 Mei 1940, tengevolge van de Duitse inval, een einde nam.De ingetreden oorlogstoestand bracht natuurlijk een ernstige terug­slag in de ontwikkeling van het bedrijf teweeg. Het getrek aan brandstof en later ook het tekort aan andere materialen en be­nodigdheden, als banden, leidde tot een ingrijpende beperking van het autoverkeer.

Meer en meer ging men de gevolgen van de wereldstrijd ondervinden; aldra moest het goederenvervoer per vrachtauto gestaakt worden.Inmiddels werd door de L.T.M, volledige medewerking verleend aan de plannen van de Commissie Vergunningen Personenvervoer om tot een coördinatie van het vervoer per bus te komen. Daartoe werden een aantal concessies van derden in Zuid-Limburg over­genomen, waartegenover de concessies voor de lijnen in Midden- Limburg aan particuliere ondernemers werden overgedragen. Voorts wist de Maatschappij een belangrijk deel van 'het mijn- werkersvervoer te veroveren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De nieuwe tijd eist nieuwe voorzieningen en er ontstaat, te Vaals, een persgasstation, dat ook aan particulieren levert en winst opbrengt. Het aantal te vervoeren reizigers neemt geregeld toe en stijgt in 1943 — dus toen de toestanden nog min of meer normaal waren — tot 17 millioen Dan breekt het rampjaar 1944 aan. We citeren nu uit het jaar­verslag daaromtrent:

Ten gevolge  van de oorlogshandelingen werden  in den loop van 1944 het hoofdkantoor en het rayon Roermond van het overige net gescheiden en was iedere communicatie tussen de gescheiden gebieden onmogelijk geworden. Deze toestand duurde tot  l Maart 1945, dag der bevrijding van Roermond en omgeving. De exploitatie van  alle tram- en  buslijnen  moest  van 17 September 1944 af geleidelijk worden gestaakt. Met uitzondering van enkele mijnwerkersdiensten  bleef dit zo tot Maart 1945.

Het aantal reizigers loopt in 1944 dan ook terug tot 13 millioen; de  inkomsten  verminderen evenzeer. Het jaar 1945 geeft,  voor wat betreft reizigersvervoer, een  laagterecord te zien: 10,6 mil- lioen. Het mijnwerkersvervoer  neemt  evenwel  gestadig  toe  en wordt een belangrijke bron van inkomsten. In 1947 voorziet men het algeheel opgeven van de tramdiensten.Het wordt evenwel nog 1950 eer de laatste tram verdwijnt. Wanneer in 1951 de L.T.M, eigenlijk niet meer terecht, wijl geheel autobusbedrijf geworden, haar naam draagt, vertoont de onderneming een geheel gewijzigd beeld. Het hoofdkantoor is van Roermond, waar het geen reden meer had. overgeplaatst naar Heerlen, centrum der bedrijvigheid. Men bedient thans 20 autobuslijnen, met 100 wagens en 425 man personeel. Op financieel gebied is een algehele sanering doorge- voerd. zodat de onderneming op een gezonde basis staat en een winstgevend bedrijf is geworden.Bij het samenstellen van dit over- zicht zijn in exploitatie de volgende lijnen:

1. Heerlen—Heerlerbaan—Booholtz—: Vaals
2.Heerlen—Heerlerbaan Onderspekholz of Drievogels — Kerkrade
2a.Heerlen— Vroedvrouwenschool
3.Heerlen—Terwinselen—Kerkrade-Bleijerheide of  Bocholtz-Vaals.                                                             
4. Heerlen—Brunssum —Sittard of  Schinveld
5. Heerlen—Stm. Emma—Sittard of Brunssum
6. Heerlen—Brunssum—Merkelbeek—Jabeek
7. Heerlen—-Nieuw-Einde—Stm.Emma (Luxor)—Geleen
8. Heerlen—-Nuth—Beek—Geleen
9. Hoensbroek (Kasteel ) —Brunssum—Susterseel—Sittard
10. Heerlen—-Eys—Gulpen—Epen
11. Heerlen—Ubachsberg—Gulpen
12. Sittard—Valkenburg—Vaals
14. Maastricht—Gulpen—Vaals—(Aken)             
15 Maastricht—Ulestraten of Raar—Bruinssum—Emma (luxor)
16 Maastricht—Valkenburg—Heerlen
17 Heerlen—Weiten—Benzenrade—Heerlen
18 Heerlen—Meezenbroek
19 Heerlen—Molenberg
30 Sittard—Broeksittard
54-55 Heerlen—Aken v.v
 
.

 Bron: de Nederlandse streekvervoerbedrijven met hun tramwegen en autobusdiensten alsmede hun toerwagenbedrijven.1956               pag 123 t/m 125