Plaquette voormalige MULO-school

 

 Bij het plaatsen van onze 20ste plaquette (gedenkplaat) kwamen de afkortingen M.U.L.O, U.L.O vaak in de gesprekken voor.

Wim Daniëls schreef enkele weken geleden een boek over zijn belevenis op de U.L.O. Hij zat van 1967 tot 1971 in Helmond op de Henricus Ulo, die hij zelf – zoals vrijwel iedereen deed – ‘mulo’ noemde.

In dit boek staat de bijzondere geschiedenis van de mulo en de ulo centraal. De mulo, meer uitgebreid lager onderwijs, startte in 1857. Velen zeiden in het begin 'het' mulo, omdat ze vonden dat het lidwoord overeen moest stemmen met de onzijdigheid van het woord 'onderwijs'. Dat viel te verdedigen, zeker omdat de afkortingsnaam in het begin nog echt als een afkorting werd genoteerd, met afkortingspunten en zelfs met hoofdletters: M.U.L.O. Maar na verloop van tijd ging de afkorting steeds meer als een gewoon woord fungeren en kreeg het als lidwoord 'de' bij zich: de mulo.

De mulo was de opvolger van de Franse school, een niet-officieel schooltype dat, zoals de naam aangeeft, als voornaamste kenmerk had dat het vak Frans op het lesprogramma stond of dat Frans zelfs de voertaal was bij alle vakken of bij de meeste vakken.

Op een zeker moment werd naast de afkorting 'mulo' ook de afkorting 'ulo' gebruikt: uitgebreid lager onderwijs. In het begin bedoelde men er niet hetzelfde mee. De ulo gold als een verkorte mulo-opleiding. Op sommige scholen telde de ulo slechts één extra leerjaar na de lagere school. De mulo telde aanvankelijk meestal drie leerjaren.

In 1920 werden de mulo- en uloscholen gelijkgeschakeld en werd 'ulo' de officiële benaming, met een onderscheid in een driejarige en een vierjarige ulo. De meeste mensen bleven echter toch de oudere benaming 'mulo' gebruiken. Op veel diploma's die werden uitgereikt, stond nadrukkelijk 'mulodiploma', zelfs al hadden de geslaagden officieel op een uloschool gezeten.

Het begrip 'mulo' zit ook nu nog beter in het collectieve geheugen dan 'ulo'. In dit boek gebruik ik daarom vooral die afkortingsnaam, mulo, wanneer ik dan vrijwel steeds ook de ulo bedoel.

Na de start van de mulo in 1857 werd dit schooltype in 1878 verrassend genoeg weer door de overheid geschrapt. Dat had te maken met de start in 1863 van de hbs, de hogere burgerschool, die destijds een driejarige en een vijfjarige opleiding kende. De driejarige hbs had een vakkenpakket dat qua inhoud en niveau sterk overeenkwam met dat van de mulo. Mede daardoor besloot de regering de mulo van het tableau te schrappen. De verantwoordelijke bewindslieden vonden dat de mulo en de driejarige hbs te veel in elkaars vaarwater zaten.

Het weer afvoeren van de mulo betekende evenwel niet dat de mulo daadwerkelijk van het toneel verdween. Integendeel. De naam bleef onofficieel gewoon bestaan, de klaslokalen bleven ervoor beschikbaar, leerlingen bleven er zich voor aanmelden, leerkrachten bleven er lesgeven, werkgevers namen jongeren met een mulo-opleiding graag in dienst en bestaande mulo-organisaties gingen vanaf 1907 zelfs eigen mulo-examens afnemen, waardoor de in feite niet-bestaande mulo zich nóg prominenter manifesteerde. De regering zag zich door dit alles genoodzaakt de mulo toch weer als een echte onderwijsvorm te erkennen. Dat gebeurde fasegewijs tussen 1910 en 1920.

Er is in de geschiedenis van het onderwijs werkelijk geen beter voorbeeld te vinden van een schooltype dat zich glorierijk in stand heeft gehouden ondanks de tegenwerking ervan door de overheid. Leerkrachten, leerlingen, ouders, schoolbesturen, kantoren en bedrijven toonden nut en noodzaak van de mulo aan, hoezeer de overheid er ook lange tijd weinig tot niets van wilde weten.

Vanaf het begin van de mulo, in 1857, tot het einde ervan, in 1968, is de mulo een vorm van lager onderwijs geweest. De mulo was dus geen middelbare school. Maar in de praktijk van alledag werd ze, vooral na haar nieuwe erkenning in de periode 1910-1920, door vrijwel iedereen juist wel als een zeer volwaardige vorm van middelbaar onderwijs gezien.

Niet alleen vanwege het gegeven dat de mulo haar bestaansrecht zelf bevochten heeft, is ze zo bijzonder geweest, maar ook omdat ze kinderen van middenstanders en meer nog van arbeiders - jongens én meisjes - de kans heeft geboden hogerop te komen in de maatschappij, Zonder mulo was die kans veel geringer geweest. Voor meisjes heeft de mulo bovendien een belangrijke emancipatierol vervuld. Met meisjes werd voor de komst van de mulo nauwelijks rekening gehouden in het onderwijs. Ze mochten op de lagere school zitten, maar meer onderwijs vond men voor hen niet nodig. De mulo zorgde - tot op een zeker niveau - voor een gelijkschakeling in leerkansen van jongens en meisjes, want op de mulo waren meisjes wel echt welkom.

Dat de mulo in 1968 ter ziele ging, kwam door de invoering van de Mammoetwet, waarmee de mavo, de havo en het atheneum in het leven werden geroepen, waarbij de mavo werd gezien als de feitelijke opvolger van de mulo. Maar het contrast tussen mulo en mavo was groot, onder andere wat het vakkenpakket betreft. Op de mulo kregen de leerlingen in minimaal twaalf vakken les; op de mavo was dat aantal min of meer gehalveerd.

In Nederlands-Indië (Indonesië), waarheen Nederland als koloniale machthebber de mulo had geëxporteerd, schafte men de mulo al eerder dan in 1968 af, namelijk bij de definitieve Indonesische onafhankelijkheid van Nederland, in 1956.

Aruba, Curaçao, St. Maarten en de BES-eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba) - die anno nu samen met Nederland het Koninkrijk der Nederlanden vormen - liepen in de pas met Nederland en voerden in 1968 eveneens de mavo, de havo en het atheneum in. Voordien kende men er ook enkele muloscholen.

In Suriname, een andere voormalige kolonie van Nederland, maar nu een zelfstandige republiek, bestaat de mulo nog wel altijd. Het is er zelfs de meest populaire vorm van voortgezet onderwijs.

 Deze foto’s zijn gemaakt tijdens een ‘schoolreis’, georganiseerd door MULO leraar Nederlands dhr.Tulkens naar Koblenz in het jaar 1959. De heer Tulkens is de leraar met zonnebril. De hoog boven iedereen uit torende leerling is Jo Somers